10 Belangrijke termen bij isolatie

Als je gaat isoleren krijg je te maken met verschillende nieuwe begrippen die belangrijk zijn voor het materiaal dat je gaat gebruiken. Hieronder vind je 10 belangrijkste begrippen op een rij. 

1. Isoleren

Isolatie gaat over het afschermen van invloeden van buitenaf. Het woord is afgeleid van het Latijnse woord insula, dat ‘eiland’ betekent.

2. K-waarde

De K-waarde geeft aan wat de globale isolatiewaarde van een gebouw is. 

  • Hoe lager de K-waarde, hoe minder warmte er kan ontsnappen en hoe beter de woning is geïsoleerd. 

Men berekent de K-waarde van een gebouw door de verschillende U-waardes bij elkaar op te tellen en daarbij ook te letten op de vorm van het gebouw. In Nederland wordt dit berekend samen met de EPC-waarde (volgt nog). In België doet ze dit met het E-peil (volgt nog).

3. U-waarde

De U-waarde is de warmtedoorgangscoëfficiënt. 

  • Hoe lager dit getal is, hoe beter de isolatiewaarde. 

Het geeft weer wat de hoeveelheid warmte is die per vierkante meter en per graad temperatuurverschil verloren gaat door een muur, vloer of dak. De U-waarde wordt uitgedrukt in W/(m²K). Kort gezegd toont dit getal dus aan hoe goed of hoe slecht een bepaald bouwonderdeel warmte doorlaat. Vroeger werd hier de K-waarde voor gebruikt.

4. EPC: Energieprestatie Coëfficiënt

De EPC is een index die de efficiëntie aangeeft van de energieprestatie die gebruikt wordt bij nieuwbouw.

  • Hoe lager de EPC waarde, hoe zuiniger een gebouw is.  

De EPC-berekening is opgenomen in het bouwbesluit en moet verplicht ingediend worden bij een bouwaanvraag. Per 1 januari 2021 is de EPC vervangen door de BENG (Bijna Energie Neutrale Gebouwen). 

5. E-peil

Het E-peil geeft aan hoe energiezuinig een gebouw is. Deze score houdt niet alleen rekening met het isolatiepeil maar ook met de invloed van zonne-energie, verwarmingstoestellen, zonnepanelen, enzovoort. 

  • Hoe lager het E-peil is, hoe energiezuiniger het gebouw is. 

6. L-waarde (of lambdawaarde)

De L-waarde (of lambdawaarde) geeft aan hoe goed of hoe slecht een bepaald materiaal isoleert. Elke materiaal heeft zijn eigen lambdawaarde.

  • Hoe lager deze waarde, hoe moeilijker een materiaal de warmte geleidt en dus hoe beter het isoleert. 

7. Warmteopslagcapaciteit (c)

Warmteopslagcapaciteit is de capaciteit van het bouwmateriaal om warmte op te slaan en vertraagd weer af te geven.

  • Hoe groter die waarde, hoe groter de warmte gebufferd kan worden. 

De isolatiematerialen met hogere waardes ( tussen de 1.600 en de 2.100 J/KgK) zullen in de zomer de warmte beter buiten houden en in de winter beter binnen houden.

8. Dampopen

De diffusieweerstand, uitgedrukt in mu, van een materiaal bepaalt in hoeverre vocht zich kan transporteren door het materiaal heen. Materialen met een laag diffusieweerstandsgetal worden dampopen genoemd. Als een isolatiemateriaal zeer dampopen is, betekent dit dat de damp zich makkelijk naar buiten kan verplaatsen en dus niet binnen blijft hangen. Dit is dus goed. Het materiaal wat je buiten gebruikt moet juist een hoog diffusieweerstandsgetal hebben zodat het vocht buiten het huis blijft. 

9. R-waarde (Rd-waarde)

De R-waarde (of Rd-waarde) geeft de warmteweerstand van het isolatiemateriaal aan. 

  • Hoe hoger deze waarde, hoe beter is de thermische isolatie. 

De R-waarde wordt berekend door de dikte van het isolatiemateriaal (in meters) te delen door de lambdawaarde. De R-waarde is, onder andere, belangrijk voor het verkrijgen van subsidies voor dakisolatie.

De R-waarde is belangrijk omdat je ermee kunt uitrekenen hoe dik je een bepaald isolatiemateriaal moet aanbrengen. Stel dat je bijvoorbeeld het dak wil isoleren met schapenwol (lambdawaarde 0.035 W/mK) van 10 centimeter dik, dan levert dit een R-waarde op van 0.10 (meter) / 0.035 = 2.86 m²K/W. 

10. Rc-waarde

De Rc-waarde geeft weer wat de de totale isolatiewaarde van een bepaald constructiedeel is (c = constructie). 

  • Een hogere Rc-waarde betekent een betere thermische isolatie. 

Het wordt berekend door de totale warmteweerstand van het isolatiemateriaal op te tellen bij de warmteweerstand van de constructiematerialen (hout, metaal, steen enz.).